Zomer 1992. Eindelijk werd mijn maandenlange gezeur beloond: ik kreeg mijn eerste spelcomputer voor mijn zesde verjaardag. Een grijze schoenendoos met twee knopjes en een lampje aan de voorkant. Het was gaver dan de enorme racebaan die ik had gekregen, interessanter zelfs dan alle andere cadeaus bij elkaar. Uiterst voorzichtig, alsof ik een hartoperatie moest uitvoeren, schoof ik de plastic schijf met daarop een sticker van Mario en Duck Hunt in de console. Ik drukte op ‘Power’. Het lampje lichtte rood op en er verscheen een lopend mannetje op het scherm. In zwart-wit. Magisch.
Ik hou ervan om terug te denken aan games van vroeger. Vanaf het moment dat ik die eerste Nintendo-console kreeg, is mijn leven mede gekleurd door de spellen die ik speelde. Natuurlijk waren er boeken, films en muziek, maar games hadden iets bijzonders. Het was niet alleen superspeelgoed waarin ‘doen-alsof’ echter werd dan ooit. Het waren ervaringen die eigenlijk uitsluitend voor mijn generatie werden gebouwd.