Deze week stuurde de minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin, een brief (5654922/10/DSP, .pdf) naar de Tweede Kamer met als onderwerp een “Strafrechtelijk verbod op extreem gewelddadig beeldmateriaal”. De crux van de brief is dat kinderen beschermd moeten worden tegen gewelddadig beeldmateriaal (games, films, beelden van seksueel geweld en ‘happy slapping’). Wat betreft die laatste twee categorieën hoeft de wet niet veranderd te worden, dat is immers al strafbaar en daarom aan te pakken. Maar (gewelddadige) games en films zijn (nog) niet strafbaar.
En dan wordt de brief, voor ons gamers althans, interessant. Ten eerste staat er: “Dergelijk beeldmateriaal kan in sommige gevallen schadelijk zijn.” Waar die mening (want dat is het) op gebaseerd is, wordt in de brief helaas niet aangegeven. Noch wordt duidelijk wat “schadelijk” of “gewelddadig” precies inhoudt.
Identificatie en agressie
Maar de brief gaat verder met twee, in mijn ogen, zeer opmerkelijke passages. De eerste:
Aangezien bij games, anders dan bij films, geen mogelijkheden bestaan zich te identificeren met anderen dan de agressor, de speler vaak onafgebroken bij de gewelddadige actie betrokken is en sommige games steeds realistischer en gedetailleerder zijn in de uitbeelding van geweld, ligt het in de rede een eventueel strafrechtelijk verbod op de verspreiding van bepaalde vormen van voor kinderen schadelijk beeldmateriaal te beperken tot deze computer- en videospellen.
Deze link, van een causaal verband tussen enerzijds identificatie met het spelkarakter en anderzijds agressie, vind ik vreemd. Wederom maakt het totale gebrek aan onderbouwing (in deze brief) het lastig om een en ander serieus te nemen. Er is altijd nog zoiets als context (sociale context en de textuele context in games). Maar dit is iets voor wetenschappers. Mijn collega’s, zoals dé Nederlandse expert op dit gebied, Jeroen Jansz, zijn denk ik een heel andere mening toegedaan.
Dit debat is je waarschijnlijk welbekend en voor mijn gevoel wordt het grotendeels gevoerd vanuit de onderbuik. Ik heb een jaar terug een lang gesprek gehad met SGP-leider Kees van der Staaij en hij maakte mij duidelijk dat de wens van een verbod ook gewoon voortkomt uit het idee dat dergelijke games wanstaltig zijn (net zoals bijvoorbeeld porno) en alleen daarom al verboden zouden moeten zijn. Dat is een legitieme politieke opvatting - en een reden waarom ik nooit op deze partij zou stemmen.
Minder weerstand
Maar dan maakt de brief een opmerkelijke draai:
Met de beperking tot games is de afgrenzing helder en zal een eventueel verbod naar verwachting op minder weerstand stuiten dan een ruimer verbod waaronder bijvoorbeeld ook films zouden vallen.
Op minder weerstand stuiten? Ho eens even! Dus omdat gamers zich tam zouden houden en meer mensen film kijken (of bekender zijn met het medium en een verbod op gewelddadige films een stap te ver vinden gaan), is een verbod haalbaarder? Ik kan dit niet anders lezen dan als een uitnodiging.
Oproep
Bij deze roep ik je daarom op om vooral “weerstand” te veroorzaken (dat wil zeggen het binnen de grenzen van de wet duidelijk maken dat je een andere opvatting hebt dan de minister - op een betamelijke manier, wij gamers zijn immers welopgevoed).
De minister wil zijn e-mailadres niet delen, maar er is wel een contactformulier op zijn website. Ik zou zeggen, ga je gang!
Lees ook de follow-up, inclusief een standaardtekst om op te sturen.